647 Van Jorgen van Limburg, heer van Stirum en Wisch, aan den Stadhouder, houdende verzoek om bevel aan richter en keurnoten van Doetinchem om hem de voor hen zijnen verzoeke afgelegde kondschappen betr. de zaak tusschen hem ter eene en de kerkmeesters van Aalten en Marten van Rossem ter andere zijde betr. pachten of tynsen te Varseveld te doen toekomen.
Zie No. 651

651 Van het Hof aan graaf Maxim. van Egmondt en graaf Joost van Bronckhorst als voogden van den jongen graaf van den Berg, houdende verzoek om den Bergschen bevelhebbers volmacht te geven om te antwoorden op de aanspraak van Marten van Rossem als pandheer van Bredevoort en de kerkmeesters van Aalten over zekere pachten of tynsen te Varsseveld.
(Zie No. 647).
Zie No. 657

1350 Van graaf Jorien van Limburg aan den Stadhouder in antwoord op No. 1325. Hij zet uiteen, waarom hij meent niet verplicht te zijn aan het verzoek van Herman Spanier te voldoen

718 Missive van het Hof aan den Stadhouder in antwoord op die van 18 juli. Het Hof is ten gevolge der vacantie te weinig voltallig om op de klacht van den bisschop van Munster te kunnen beslissen. Toch gelooft men, dat er niet aan te veranderen is, daar zelfs de goederen van Z.M. in deze schatting contribueeren. Hierbij gaan een brief van Alva over Beek, Bylandt, Millingen, Varsseveld en Silvolde, benevens een over de onderhandeling en het accoord tusschen de Kleefschen en de Bergschen met de copie daarvan. (betr. de schatting). Zie antwoord van 23 juli.